
Jicht wordt gezien als een leefstijlziekte, die grotendeels wordt veroorzaakt door voeding. Toch is het niet zo dat jicht louter door middel van leefstijlaanpassing behandeld kan worden. Dieetaanpassingen en leefstijlveranderingen kunnen het urinezuurgehalte bij jichtpatiënten weliswaar verlagen, maar blijven aanvullend op medicatie. Recente studies tonen aan dat leefstijlinterventies een daling van 10 tot 18% in het urinezuurgehalte kunnen bewerkstelligen.
Jicht is een vorm van artritis veroorzaakt door een ophoping van urinezuurkristallen in de gewrichten. Deze kristallen veroorzaken ontstekingen die leiden tot plotselinge, hevige pijnaanvallen, roodheid en zwelling, meestal beginnend in het grote teengewricht. In Nederland heeft ongeveer 1-2% van de volwassen bevolking jicht, wat neerkomt op zo’n 175.000 tot 350.000 personen. Bij mannen komt jicht vaker voor dan bij vrouwen, met name na de leeftijd van 40 jaar.
Een verhoogde urinezuurspiegel in het bloed (hyperuricemie) is de belangrijkste voorspeller voor het ontwikkelen van jicht.
Van bepaalde factoren is bekend dat ze het risico op jicht kunnen verhogen. Hogere leeftijd en mannelijk geslacht verhogen het risico, net als overgewicht en obesitas. Extra lichaamsgewicht verhoogt de urinezuurproductie. Ook het dieet speelt een rol: consumptie van purines, die veel voorkomen in rood vlees, orgaanvlees, zeevruchten en alcohol (vooral bier) verhoogt het risico. Daarnaast kan er sprake zijn van genetische aanleg, medische aandoeningen als diabetes en hypertensie, gebruik van bepaalde medicijnen zoals bloedverdunners en diuretica, en het metabool syndroom, een combinatie van obesitas, hoge bloeddruk en verstoorde suiker- en vetstofwisseling.
In Nederland lijdt ongeveer 3,7% van de volwassen bevolking aan jicht, met een hogere prevalentie bij mannen (5,2%) dan bij vrouwen (2,3%). De aandoening komt vaker voor bij personen met een lagere sociaaleconomische status.
De Nederlandse richtlijnen benadrukken vooral algemene gezondheidsadviezen vanwege het frequente voorkomen van comorbiditeiten bij jichtpatiënten. Het Voedingscentrum benadrukt dat specifieke jichtadviezen hooguit een daling van 10-18% in urinezuurgehalte bewerkstelligen, waardoor medicatie noodzakelijk blijft. De Nederlandse aanpak verschilt van internationale richtlijnen door een sterkere focus op algemene leefstijladviezen in plaats van op specifieke voedingsmiddelen. Zo formuleert de Nederlandse richtlijn geen specifieke aanbevelingen over kersen, vitamine C of zuivelproducten vanwege onvoldoende bewijs. In sommige andere landen worden die aanbevelingen wel gedaan.
Bij overgewicht is gewichtsverlies essentieel voor jichtmanagement. Een gewichtsreductie van 5-10% leidt tot verminderde urinezuurproductie. Diverse cohortonderzoeken tonen aan dat BMI-reductie geassocieerd is met een lagere kans op terugkerende jichtaanvallen, terwijl BMI-toename het risico verhoogt.
Afgezien van medicatie kunnen leefstijlkeuzes het risico op een jichtaanval verkleinen met tot 18%.
Voldoende vocht is essentieel bij jichtmanagement. Twee tot drie liter vocht per dag, goed verdeeld over de dag en avond, helpt de nieren bij het afvoeren van urinezuur. Water wordt aanbevolen als primaire vochtbron, aangevuld met ongesuikerde thee en koffie. Wat die laatste drank betreft: recente inzichten tonen aan dat koffieconsumptie, in tegenstelling tot eerdere opvattingen, het risico op jicht mogelijk verlaagt. Dit geldt voor zowel cafeïnehoudende als decafeïnevarianten, hoewel het effect sterker lijkt bij cafeïnehoudende koffie.
Alcohol verhoogt de productie van urinezuur in de lever en vermindert de uitscheiding ervan door de nieren. Observationele studies met lage bewijskracht suggereren dat patiënten die hun alcoholinname beperken lagere serum-urinezuurwaarden vertonen dan degenen die dat niet doen. De richtlijnen adviseren geen alcohol te drinken, of maximaal één glas per dag. Vooral bier, inclusief alcoholvrije varianten, bevat veel purines en dient vermeden te worden.
Het algemene advies van de Voedingsraad als het gaat om jicht volgt de Schijf van Vijf als basis. Een plantaardig dieet rijk aan vezels, groenten en fruit past hierin. Ondanks dat sommige vruchten veel fructose bevatten, kunnen jichtpatiënten veilig 200 gram fruit per dag consumeren. Meerdere observationele studies tonen een verhoogd risico op jichtaanvallen bij diëten rijk aan dierlijke purines vergeleken met plantaardige purines. Kersen blijken een heilzaam effect te hebben: een cohortonderzoek met meer dan 600 jichtpatiënten toonde specifiek aan dat één tot twee porties kersen per dag het risico op jichtaanvallen significant verlaagde.
Producten met toegevoegde suikers of hoog-fructose maïsstroop worden afgeraden. Diverse studies tonen een verband tussen fructoseconsumptie en verhoogde urinezuurwaarden. Gesuikerde frisdranken worden specifiek genoemd als risicofactor voor jichtaanvallen, terwijl kunstmatig gezoete dranken geen associatie vertonen.
De richtlijnen adviseren eiwitbronnen zorgvuldig te selecteren. Rood vlees (rund, varken, lam), orgaanvlees, en bepaalde vissoorten zoals tonijn en zwaardvis bevatten hoge concentraties purines. Ook garnalen bevatten veel purines. Consumptie van deze eiwitbronnen kan het beste worden beperkt tot maximaal één keer per week. Zuivelproducten met laag vetgehalte worden juist aanbevolen. Er zijn indicaties dat zuivel de uitscheiding van urinezuur bevordert. Sojabronnen, voorheen afgeraden vanwege purine-inhoud, blijken in recente populatiestudies juist geassocieerd met een verlaagd jichtrisico.
Momenteel loopt een kleine interventiestudie naar de effecten van een volledig plantaardig dieet op urinezuurwaarden en de frequentie en intensiteit van jichtaanvallen (Kretova, 2022). De resultaten hiervan kunnen mogelijk leiden tot aanvullende dieetrichtlijnen.
Referenties
Richtlijnendatabase
Voedingscentrum advies bij jicht
FitzGerald JD, Dalbeth N, Mikuls T, et al. 2020 American College of Rheumatology Guideline for the Management of Gout. Arthritis Rheumatol. 2020 Jun;72(6):879-895. doi: 10.1002/art.41247. Epub 2020 May 11. Erratum in: Arthritis Rheumatol. 2021 Mar;73(3):413. doi: 10.1002/art.41688. PMID: 32390306.