Lagere sociaal-economische status gaat hand in hand met lagere overlevingskansen bij kanker

november 2024 Epidemiologie Leefstijl Oncologie Willem van Altena

Wie het in Nederland minder breed heeft, leeft gemiddeld 8 jaar korter dan mensen die een hoger inkomen hebben. Daarnaast hebben ze ook een grotere kans om aan kanker te overlijden, en ervaren ze een lagere kwaliteit van leven tijdens en na hun ziekte. Dat is de voornaamste slotsom uit het derde deel van het rapport ‘Kanker in Nederland: sociaaleconomische verschillen’, dat is opgesteld door Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL).

De twee eerder verschenen delen van dat rapport hielden zich bezig met de impact van sociaaleconomische status (SES) op de verschillen bij diagnostiek en preventie, en bij de behandeling van kanker. Het derde, net verschenen deel richt zich op verschillen in overleving, verloop, gevolgen en (na)zorg bij mensen met of na kanker. Tijdens een symposium, getiteld ‘Gezondheidsverschillen bij kanker in Nederland: Hoe dichten we de kloof?’ werd het rapport gepresenteerd.

De cijfers zijn ontnuchterend. Enkele opvallende bevindingen:

  • Mensen met kanker uit de lagere inkomensgroep hebben gemiddeld een 10% lagere 5-jaarsoverleving dan patiënten uit hogere inkomensgroepen, waarbij dit verschil voor mannen 12% is en voor vrouwen 7%. Hoewel het verschil in overleving kleiner wordt naarmate patiënten langer overleven, blijft het bij sommige vormen van kanker, zoals melanoom, bestaan.
  • Er zijn nauwelijks verschillen in het risico op recidief of progressie van kanker tussen inkomensgroepen.
  • Patiënten met een lager inkomen rapporteren vaker problemen met fysiek, dagelijks, emotioneel en sociaal functioneren, waaronder vermoeidheid, pijn en angst. Dit wijst op aanzienlijke verschillen in ervaren levenskwaliteit tijdens en na de behandeling.
  • Mensen met kanker in de lagere inkomensgroep hebben vaker te maken met ongunstige werkuitkomsten, zoals langdurig ziekteverzuim en baanverlies. Daarnaast kampt 22% van hen met financiële problemen, tegenover 12% van de hogere-inkomensgroep.
  • Patiënten uit hogere inkomensgroepen ontvangen vaker vormen van nazorg zoals fysiotherapie (35% tegenover 31%). In de lagere inkomensgroep wordt wel vaker gebruik gemaakt van maatschappelijk werk (10% tegenover 7%). Hoewel kankersoort en leeftijd deels de verschillen verklaren, blijven er onverklaarde variaties bestaan in het type nazorg die patiënten ontvangen.
  • In de laatste zes maanden van hun leven zoeken patiënten met een lager inkomen vaker medische hulp. Het type zorg in deze fase vertoont echter geen grote verschillen tussen inkomensgroepen.

Fysieke en persoonlijke omstandigheden

De verschillen in overleving en kwaliteit van leven bij kanker kunnen deels worden verklaard door fysieke factoren, zoals leeftijd en andere gezondheidsproblemen, maar die verklaren niet alles. Ook persoonlijke omstandigheden, zoals de behoefte aan zorg en het gemak waarmee iemand gezondheidsinformatie begrijpt, spelen een rol. Leefomstandigheden, zoals het type werk, de woonomgeving, en financiële situatie, zijn daarbij ook belangrijk. Mensen met een lager inkomen ondervinden vaak meer obstakels als het gaat om keuzes en toegang tot zorg en gezondheid.

Roken, alcohol, bewegen

Dat komt duidelijk naar voren als wordt gekeken naar leefstijlfactoren die het kankerrisico verhogen. Roken, alcoholgebruik en onvoldoende beweging vergroten de kans dat iemand niet fit is en leefstijlgerelateerde ziektes krijgt, waaronder diverse soorten kanker. Mensen met een lagere SES blijken veel vaker te roken dan mensen met een hoger inkomen. Daar bovenop blijken mensen met een lager inkomen ook minder lichaamsbeweging te krijgen. Waar het om alcoholconsumptie gaat zijn mensen met een hogere SES juist de koplopers. Omgevingsfactoren spelen een grote rol bij leefstijl en het bijbehorend kankerrisico. Als iemand wil stoppen met roken of alcohol drinken, terwijl zijn hele sociale omgeving rookt en drinkt, dan is dat vaak een grote hindernis. En ook de fysieke omgeving werkt mee: als iemand in een omgeving woont met weinig groen en veel druk verkeer, dan is het animo om te gaan fietsen of wandelen een stuk lager. Het is daarom van belang dat er aandacht is voor de omgeving en niet alleen voor het individu, stelt het IKNL-rapport.

Leefstijlgesprek

Ook als het gaat om leefstijlgeneeskunde zijn de grote verschillen op basis van SES zichtbaar. Zorgverleners in het ziekenhuis bespreken leefstijl vaker met laagopgeleiden (44%) dan met hoogopgeleide mensen (33%) met of na kanker. Mensen met een hogere SES zijn meer geneigd om hun leefstijl aan te passen nadat er kanker bij hen is vastgesteld. Ook komt uit het rapport naar voren dat mensen met een lagere opleiding minder vaak hulp willen bij leefstijlonderwerpen zoals bewegen, voeding en ontspanning en deze hulp ook minder vaak ontvangen.

Deltaplan

IKNL roept alle partijen in het oncologisch veld op om zich aan te sluiten bij initiatieven zoals het Deltaplan tegen gezondheidsverschillen, dat gericht is op het verkleinen van sociaaleconomische ongelijkheden in de zorg. Het SES-drieluik legde ongelijkheden bloot die alle facetten van de kankerzorg beïnvloeden – van preventie en diagnose tot behandeling, kwaliteit van leven, palliatieve zorg en overleving. De verschillen raken alle doelen van de Nederlandse Kanker Agenda. Dit vraagt om een brede aanpak en gerichte aandacht voor kwetsbare groepen bij het realiseren van inclusieve kankerzorg die voor iedereen toegankelijk is.

Aanbevelingen uit het rapport:

  • Streef naar persoonsgerichte zorg en zet de persoon van de patiënt centraal, niet diens medische toestand. Empathische, persoonsgerichte zorg leidt niet alleen tot meer tevredenheid bij de patiënt (en arts), maar heeft ook een directe gunstige invloed op de gezondheid. Dit geldt zeker bij patiënten in achterstandssituaties met complexe problematiek.
  • Heb aandacht voor de gezondheidsvaardigheden van de patiënt. Gezondheidsvaardigheden zijn de vaardigheden die mensen hebben om informatie over gezondheid te vinden, te begrijpen, te beoordelen en te gebruiken bij het nemen van beslissingen over gezondheid Bekend is dat mensen met een opleiding tot mbo-2 vaker onvoldoende of beperkte gezondheidsvaardigheden hebben dan mensen met een hbo- of universitaire opleiding.
  • Mogelijk speelt reistijd ook een rol bij de keuzes voor nazorg en controlebezoeken. Het blijkt dat patiënten met een praktische opleiding minder bereid en minder in staat zijn om langer te reizen voor hun behandeling en controle dan patiënten met hogere opleiding. Waarschijnlijk geldt dat ook voor (na)zorg na kanker. Veel mensen weten niet dat de reiskosten voor medische behandelingen vergoed kunnen worden door de zorgverzekeraar.

KWF Kankerbestrijding heeft in reactie op de nota ruim 700.000 euro toegekend aan het vervolgproject SINCERE van IKNL. Dit project, dat samen met de betrokken patiënten wordt uitgevoerd, onderzoekt de zorgbehoeften van ongeneeslijk zieke kankerpatiënten uit verschillende inkomensgroepen.

Referentie
Lees het volledige rapport op de website van IKNL