Druk op de afspeelknop om de tekst voor te lezen.

SAMENVATTING
Op 17 maart 2025 promoveerde Smiddy Nieuwenhuis aan de Vrije Universiteit Amsterdam op het proefschrift getiteld ‘A comprehensive investigation into the effects of mindset: bridging behavioral, physiological and neural levels’. Promotoren waren prof. dr. Nienke van Atteveldt (VU Amsterdam) en prof. dr. Martijn Meeter (VU Amsterdam) met dr. Tieme Janssen (VU Amsterdam) als copromotor.
(NED TIJDSCHR LEEFSTIJLGENEESKD 2025;3(5):266–8)
INLEIDING
Waarom worstelen sommige adolescenten meer met tegenslagen dan anderen? Deze vraag vormde het startpunt van dit promotieonderzoek naar mindset. Het mindset-concept, ontwikkeld door Carol Dweck, beschrijft een continuüm van persoonlijke overtuigingen.1 Aan de ene kant staat de vaste mindset (‘fixed mindset’), waarin eigenschappen zoals intelligentie als onveranderlijk worden beschouwd. Aan de andere kant staat de groeimindset (‘growth mindset’), waarbij men denkt dat capaciteiten kunnen worden ontwikkeld door inzet en doorzettingsvermogen.2
Deze impliciete overtuigingen over groei en veranderbaarheid beïnvloeden hoe mensen reageren op uitdagingen, hoe wordt omgegaan met tegenslagen en hoeveel inzet iemand bereid is te leveren als het moeilijk wordt.3 In de huidige maatschappij, waar prestatiedruk en verwachtingen toenemen, is het begrijpen van deze mentale mechanismen cruciaal. Niet alleen voor academische prestaties, maar ook voor algemeen welbevinden. Zowel academische prestaties als algemeen welbevinden zijn belangrijke pijlers van een gezonde mentale ontwikkeling en kunnen mogelijk indirect bijdragen aan een gezonde leefstijl.4
Dit promotieonderzoek richtte zich op drie niveaus waarop mindset zich kan manifesteren. Op gedragsniveau werd onderzocht hoe adolescenten keuzes maken tijdens een uitdagende rekentaak en hoe ze reageren op falen.⁵ Op fysiologisch niveau werden lichamelijke reacties gemeten, zoals hartritmevariabiliteit in relatie tot mindset en stress.⁶ Op neuraal niveau werd onderzocht of mindset is geassocieerd met specifieke hersenactiviteit en -connectiviteit.⁷ Deze holistische benadering had als doel een completer beeld te krijgen van hoe overtuigingen over onze capaciteiten doorwerken in ons functioneren; van denken tot doen, van hersenen tot lichaam.
GENDER EN FOUTEN: VERSCHILLENDE PADEN NAAR ONTWIKKELING
Een verrassende bevinding in dit onderzoek betrof de genderverschillen in hoe adolescenten reageren op uitdagingen. In een rekentaak, waar deelnemers hun eigen moeilijkheidsniveau konden kiezen, werden duidelijke verschillen zichtbaar. Jongens kozen na fouten makkelijker, ongeacht of ze een vaste of groeimindset hadden. Meisjes lieten hun keuzes sterker beïnvloeden door eerdere fouten: meisjes met een vaste mindset kozen daarna vaker een makkelijker niveau. Meisjes met een groeimindset daarentegen leken wat volhardender te zijn in het maken van moeilijkere rekensommen na het maken van fouten.⁵ Deze bevinding is relevant voor het dagelijks leven: het suggereert dat niet iedereen eenzelfde benadering heeft voor hoe om te gaan fouten. Alleen hoe we hiermee om moeten gaan en wat gunstiger is, is nog onbekend. Verder bleek voor jongens de relatie tussen mindset en de score op een rekentoets indirect verklaarbaar door het zoeken van uitdaging. Dit verband werd niet gevonden bij meisjes, wat erop duidt dat er mogelijk andere of aanvullende verklarende processen meespelen.
FOUTVERWERKING: NIET ZO EENDUIDIG ALS GEDACHT
Een elektro-encefalografie (EEG)-onderzoek naar foutverwerking liet zien dat de relatie tussen mindset en neurale foutverwerking (‘error-monitoring’) gecompliceerder is dan voorheen aangenomen. Aanvankelijk leek het alsof deelnemers met een vaste mindset langer mentaal ‘bleven hangen’ bij gemaakte fouten. Nadere analyse toonde echter aan dat deze toegenomen aandacht al werd getriggerd door het stopteken dat de deelnemers begonnen te associëren met het maken van een fout.⁷ Een belangrijk inzicht voor vervolgonderzoek naar neurale processen waar leren en motivatie centraal staat.
SCHOOLBURN-OUT EN MINDSET: MENTALE GEZONDHEID ALS SLEUTEL
Een bevinding die direct relevant is voor leefstijl, is dat adolescenten met een sterkere groeimindset minder symptomen van schoolburn-out rapporteerden. Dit omvatte minder uitputting, minder cynisme tegenover school en een sterker gevoel van competentie.⁶ Opvallend was dat mindset een belangrijke voorspeller bleef voor schoolburn-out-symptomen, ook na statistische controle voor schoolniveau, sociaaleconomische status (SES), gender en schoolprestaties. Dat adolescenten met een sterkere groeimindset minder schoolburn-out ervaren, suggereert dat deze mindset kan bijdragen aan een betere omgang met stress. Dit maakt het relevant voor leefstijl, waar stressregulatie een centrale rol speelt in het behoud van mentaal en fysiek welzijn.
Voor professionals biedt dit een belangrijk aangrijpingspunt: het bevorderen van groeimindsetprincipes, zoals het omarmen van uitdagingen en volharding bij tegenslagen, kan bijdragen aan stressbestendigheid in de schoolcontext, maar mogelijk ook in het dagelijks leven. Dit vormt een concrete brug tussen mentale weerbaarheid, oftewel veerkracht, en welzijn.⁶ Aangezien mentale gezondheid een fundamenteel onderdeel is van een gezonde leefstijl, onderstreept dit de waarde van mindset-interventies in bredere gezondheidsbenaderingen.
DE KEERZIJDE VAN GROEIMINDSET: EEN PERSOONLIJKE REFLECTIE
Hoewel niet direct onderzocht in dit proefschrift, ontstonden tijdens het onderzoek gesprekken en ideeën over de mogelijke nadelen van een groeimindset. Een potentieel nadeel is dat een te sterke nadruk op ontwikkeling ertoe kan leiden dat individuen zichzelf tot het uiterste drijven. In de schoolcontext kan dit betekenen dat zowel docenten als leerlingen gevangen kunnen raken in de overtuiging dat je altijd kunt groeien, wat uiteindelijk contraproductief kan worden wanneer er feitelijk grenzen aan iemands ontwikkeling zijn. Zo werkt het eigenlijk ook in het dagelijks leven.
Vanuit mijn persoonlijke ervaring met een neurodivergent brein heb ik dit spanningsveld zelf ervaren (een neurodivergent [zoals ADHD/autisme/dyslexie] brein werkt anders dan gemiddeld, wat kan leiden tot problemen met executief functioneren, zoals plannen, starten of schakelen tussen taken). Tot mijn 33ste had ik een vaste mindset over mijn vermogen om alledaagse taken zoals boodschappen doen en maaltijden bereiden te volbrengen. Ik was ervan overtuigd dat ik dit niet kon. Mijn achtergrondkennis met betrekking tot groeimindset motiveerde me om hier verandering in te brengen, maar de kunst was het bepalen van een realistische grens. Uiteindelijk koos ik ervoor deze vaardigheden tot een niveau van ‘basisoverleving’ te ontwikkelen, omdat verdere inspanningen disproportioneel veel stress veroorzaakten. Door deze bewuste beperking te accepteren, creëerde ik ruimte voor groei op gebieden waar ik wél energie van kreeg, zoals wetenschappelijke vaardigheden ontwikkelen.
Voor professionals in de praktijk zijn deze nadelen wellicht ook iets om in overweging te nemen: groeimindset kan mogelijk in extreme vorm omslaan in perfectionisme of de gedachte ‘het kan altijd beter’. Bij het vormgeven van een leefstijl die bij iemand past, is het essentieel eerst de mogelijkheden en wensen van het individu te verkennen en tijd te nemen voor reflectie. Hoewel tegenslagen een onvermijdelijk onderdeel van het leven zijn, is het leren omgaan met deze tegenslagen zelf een vaardigheid die kan worden ontwikkeld. Het evenwicht weten te vinden tussen waar je wilt groeien en wat je wilt accepteren is wellicht de meest waardevolle competentie in het leven.
CONCLUSIE
Het onderzoek toont dat mindset een complex fenomeen is dat zich manifesteert op gedragsmatig niveau. Voor het begrijpen van de manifestatie op lichaams- en hersenniveau moet nog meer onderzoek worden verricht. Hoewel een groeimindset veel voordelen biedt, vooral voor het mentaal welbevinden, is een genuanceerde benadering nodig waarbij ook de acceptatie van bepaalde beperkingen waardevol kan zijn.
In plaats van te streven naar één universele groeimindset, is het waardevol om ook ruimte te laten voor het erkennen van persoonlijke grenzen. Dat kan in sommige situaties net zo helpend en adaptief zijn als het geloof in grenzeloze ontwikkeling. Binnen de context van leefstijl vraagt dit van professionals dat zij rekening houden met individuele verschillen in hoe mindset zich binnen een individu manifesteert. Daarbij spelen factoren zoals gender, foutenverwerking en situationele factoren een belangrijke rol.
AANWIJZINGEN VOOR DE PRAKTIJK
- Respecteer individuele verschillen: niet iedereen reageert hetzelfde op tegenslagen en uitdagingen. En houd rekening met genderverschillen en persoonlijke ervaringen.
- Interpreteer mindset als context-afhankelijk: dezelfde persoon kan in verschillende domeinen of situaties verschillende mindsets hanteren.
- Integreer mindset-benaderingen in breder mentaal welzijn: de relatie met schoolburn-out-symptomen wijst op het belang van mindset voor algehele psychische gezondheid.
- Erken dat niet elke situatie vraagt om verbetering: soms is het erkennen en aanvaarden van grenzen een even waardevolle respons.
Verklaring gebruik AI: Claude Sonnet 3.7 (Anthropic, PBC) heeft geholpen door structuur te bieden en gerichte vragen te stellen om dit proefschrift en persoonlijke inzichten te vertalen naar dit artikel. De inhoud is volledig gebaseerd op mijn onderzoek, input en ervaringen. Claude heeft alleen ondersteund bij formulering en het passend maken binnen de richtlijnen.
Referenties
1. Dweck CS. Self-theories: their role in motivation, personality, and development. Philadelphia: Psychology Press, 1999.
2. Dweck CS, et al. Psychological Rev 1988;95:256–73.
3. Burnette JL, et al. Psychological Bull 2013;139:655–701.
4. Zeng G, et al. Front Psychol 2016;7:1873.
5. Janssen TW, et al. Learn Motiv 2022;80:101840.
6. Nieuwenhuis S, et al. Front Psychol 2023;14:1176477.
7. Janssen TW, et al. PLoS One 2021;16:e0254322.
8. Nieuwenhuis S, et al. Mind Brain Educ 2023;17:123–31.
Over Auteurs
Correspondentie graag richten aan: mw. dr. S. Nieuwenhuis, onderwijs- en onderzoeksmedewerker, Vrije Universiteit Amsterdam, faculteit der Gedrags- en Bewegingswetenschappen, sectie Klinische, Neuro- en Ontwikkelingspsychologie (MF-D526), Van der Boechorststraat 7, 1081 BT Amsterdam, tel.: 020 598 30 62, e-mailadres: s.nieuwenhuis@vu.nl
Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: dit onderzoek werd financieel ondersteund door European Research Council Starting Grant 716736 (BRAINBELIEFS), toegekend aan prof. dr. N.M. van Atteveldt.
ONTVANGEN 4 APRIL 2025, GEACCEPTEERD 3 JUNI 2025.