
Het eetpatroon van veel mensen wereldwijd verandert steeds meer. Ultrabewerkte voedingsmiddelen, zoals fastfood, frisdrank en chips, nemen een steeds grotere plaats in in het dagelijkse dieet. Deze voedingsmiddelen zijn vaak gemakkelijk te consumeren, maar bevatten ingrediënten die meestal niet in hun natuurlijke vorm in het dieet voorkomen, zoals additieven en conserveermiddelen. Ultrabewerkt voedsel heeft vaak een lage voedingswaarde en bevat weinig vezels, maar bevat relatief veel onverzadigde vetten, suikers en zout. Daarnaast wordt ultrabewerkt voedsel door de voedingsmiddelenindustrie vaak agressief aan de man gebracht vergeleken met verse, onbewerkte producten.
Er is groeiend bewijs dat wijst op een verband tussen de consumptie van ultrabewerkt voedsel en het risico op niet-overdraagbare ziekten, zoals hart- en vaatziekten en diabetes. Maar het mortaliteitsrisico is nog niet onderzocht. Een grootschalig Frans onderzoek door wetenschappers van de Sorbonne universiteit van Parijs werpt hier licht op. De studie verscheen onlangs in JAMA Internal Medicine
In de studie, die deel uitmaakte van het Franse NutriNet-Santé-project, een grote cohortstudie, werden volwassenen van 45 jaar en ouder gevolgd. Gedurende een mediane periode van 7,1 jaar vulden deelnemers 24-uurs dieetregistraties in. De onderzoekers analyseerden de hoeveelheid ultrabewerkte voeding die deelnemers consumeerden en brachten dit in verband met hun sterfterisico. De resultaten wijzen op een duidelijk verband: hoe meer bewerkt voedsel iemand nuttigde, hoe hoger het risico op overlijden.
Van de 44.551 deelnemers overleden er 602 (1,4%) tijdens de follow-upperiode. De hazard ratio (HR) voor het risico op sterfte per 10% stijging in het aandeel ultrabewerkt voedsel in het dieet was 1,14, met een 95% betrouwbaarheidsinterval van 1,04-1,27. Dit duidt op een 14% verhoogd sterfterisico voor elke 10% toename in de consumptie van deze voedingsmiddelen. De P-waarde van 0,008 bevestigt de statistische significantie van deze bevindingen. De gemiddelde consumptie van ultrabewerkte voeding in het dieet was 14,4% van het totale gewicht van de voeding, wat overeenkomt met 29,1% van de totale energie-inname. Dit onderstreept de wijdverspreide consumptie van deze voedingsmiddelen in de onderzochte groep.
De consumptie van deze producten bleek wel ongelijk verdeeld binnen de populatie. Jongere deelnemers (45–64 jaar) aten gemiddeld meer ultrabewerkt voedsel dan ouderen (14,5% versus lager bij 65+; p < 0,001). Mensen met een laag inkomen (< €1200 per maand) haalden gemiddeld 15,6% van hun voeding uit ultrabewerkte producten, significant meer dan deelnemers met hogere inkomens (p < 0,001).
Deelnemers zonder diploma of met enkel basisschoolonderwijs aten eveneens meer ultrabewerkt voedsel(15,5%) dan hoogopgeleiden. Ook alleenstaandenconsumeerden meer ultrabewerkt voedsel (15,0%) dan mensen die samenwoonden (p < 0,001). Verder was er ook nog een associatie zichtbaar tussen BMI en beweging. Bij deelnemers met obesitas (BMI ≥ 30) lag het aandeel ultrabewerkte voeding hoger (16,0%) dan bij deelnemers met een gezond gewicht (p < 0,001). Ook een laag niveau van fysieke activiteit ging samen met een hoger aandeel ultrabewerkte producten in het dieet (15,6%; p < 0,001).
De cijfers maken duidelijk dat ultrabewerkte voeding vooral veel wordt geconsumeerd bij sociaal kwetsbare groepen én samenhangt met een verhoogd overlijdensrisico. Hoewel verder onderzoek nodig is, bevestigt deze studie de oproep om te kiezen voor verse, onbewerkte producten waar mogelijk.