
Ultrabewerkte voedingsmiddelen zijn verantwoordelijk voor één op de zeven vroegtijdige sterfgevallen in landen als het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten. Dit blijkt uit nieuw onderzoek waarin wetenschappers de dodelijke impact van ultrabewerkt voedsel in acht landen wereldwijd in kaart brachten. Een toename van slechts 10% in de consumptie van ultrabewerkte voeding verhoogt het sterfterisico met 2,7%. Het onderzoek is onlangs verschenen in het American Journal of Preventive Medicine. Studieleider was prof. Eduardo Nilson, onderzoeker en docent bij de Oswaldo Cruz Foundation in Brasilia (Brazilië)..
De consumptie van ultrabewerkte voedingsmiddelen – industrieel geproduceerde producten met nauwelijks verse, onbewerkte ingrediënten – varieert sterk tussen landen. Het aandeel in de totale energie-inname loopt uiteen van 15% in Colombia tot ruim 54% in de Verenigde Staten.
In westerse landen is meer dan de helft van alle geconsumeerde calorieën afkomstig van ultrabewerkte producten. De zorgwekkende toename in consumptie van deze producten gaat gepaard met een groeiende wetenschappelijke consensus over de gezondheidsrisico’s. Eerdere onderzoeken toonden al verbanden aan met obesitas, diabetes, hart- en vaatziekten en bepaalde vormen van kanker.
Voor het onderzoek voerden de wetenschappers eerst een meta-analyse uit met gegevens van zeven prospectieve cohortstudies met in totaal 239.982 deelnemers en 14.779 sterfgevallen. Deze analyse toonde een lineair dosis-responsverband aan tussen ultrabewerkte voeding en sterfte: elke toename van 10% in de consumptie van ultrabewerkt voedsel (als percentage van de totale energie-inname) verhoogde het sterfterisico met 2,7% (RR=1,027; 95% BI=1,017-1,037; p<0,0001).
Vervolgens berekenden de onderzoekers met deze gegevens hoeveel vroegtijdige sterfgevallen (leeftijd 30-69 jaar) toegeschreven kunnen worden aan de consumptie van ultrabewerkte voeding in acht geselecteerde landen. Hiervoor gebruikten zij recente nationale voedingsconsumptieonderzoeken en sterftecijfers uit dezelfde periode.
De onderzoekers berekenden het percentage vermijdbare sterfgevallen per land, gebaseerd op het gemiddelde consumptieniveau van ultrabewerkte voeding. De resultaten variëren sterk:
Deze cijfers onderstrepen dat ultrabewerkte voeding een aanzienlijke bijdrage levert aan vroegtijdige sterfte. In landen met de hoogste consumptie is ongeveer één op de zeven vroegtijdige sterfgevallen toe te schrijven aan ultrabewerkte voeding.
De bevindingen hebben verstrekkende gevolgen voor volksgezondheidsbeleid. Omdat ultrabewerkte producten steeds dominanter worden in het wereldwijde voedselaanbod, vormen zij een toenemende bedreiging voor de volksgezondheid. Dit geldt met name voor landen waar traditionele voedingspatronen snel plaatsmaken voor westerse eetgewoonten met veel ultrabewerkte producten.
De nadelige effecten van ultrabewerkte voeding worden toegeschreven aan verschillende mechanismen: de verdringing van voedzame basisvoedingsmiddelen, een slechte voedingswaarde, additieven en andere lichaamsvreemde stoffen, en fysieke eigenschappen die overconsumptie stimuleren. Zorgwekkend is volgens de onderzoekers dat kinderen en adolescenten verhoudingsgewijs vaak meer ultrabewerkte voeding consumeren dan volwassenen, wat het risico op chronische ziekten op latere leeftijd vergroot.
De Nederlandse consumptie van ultrabewerkte voeding is weliswaar niet meegenomen in dit onderzoek, maar eerdere studies suggereren dat ongeveer 30% van onze totale energie-inname afkomstig is van ultrabewerkte producten. Volgens het RIVM consumeren Nederlanders gemiddeld 2 kilo aan ultrabewerkt voedsel per week, wat overeenkomt met ongeveer 7 tot 8 porties per dag. De huidige Nederlandse voedingsrichtlijnen van o.a. het Voedingscentrum richten zich voornamelijk op specifieke voedingsstoffen en -groepen, maar besteden nog weinig aandacht aan de mate van voedselbewerking.
Om de consumptie van ultrabewerkt voedsel terug te dringen zijn volgens de onderzoekers meerdere interventies en beleidsmaatregelen nodig. Zij pleiten voor:
Het onderzoek benadrukt dat voedingsrichtlijnen in de 21e eeuw niet alleen rekening moeten houden met voedingsstoffen en -groepen, maar ook met de industriële bewerking van voedingsmiddelen en de groeiende wetenschappelijke bewijslast over de negatieve gezondheidseffecten hiervan.